Onderzoek
Wat verwachten Nederlanders komend jaar van hun spaar- en uitgavengedrag?
De coronacrisis heeft grote impact op de financiën van sommige huishoudens. Eerder keken we al naar de ontwikkeling van het spaargeld van Nederlanders in de eerste twaalf maanden sinds de coronacrisis. In deze publicatie gaan we in op de verwachtingen van Nederlanders voor hun spaar- en uitgavengedrag in de komende twaalf maanden.
Uit een enquête die we begin april hielden onder 1.546 Nederlanders tussen de 20 en 70 jaar bleek dat een derde van de Nederlanders het spaargeld binnen hun huishouden heeft zien toenemen sinds de coronacrisis. In dezelfde enquête vroegen we ook wat Nederlanders voor de komende twaalf maanden verwachten voor hun spaar- en uitgavengedrag: 34 procent verwacht een toename van het spaargeld; 20 procent een afname. Dit laatste hangt onder meer samen met een krappe financiële situatie of verwachte inkomensdaling. Ook voorziet een deel van de mensen die verwachten het spaargeld te zien dalen, komend jaar meer uit te gaan geven aan zaken die door coronamaatregelen lastiger waren, uitgaven in te halen, een huis te kopen, te beleggen, extra af te lossen of te verduurzamen. Maar Nederlanders die verwachten dat hun spaargeld toeneemt, hebben deze plannen vaker.
Een vijfde voorziet een daling van het spaargeld
Van de Nederlanders verwacht 20 procent dat het spaargeld de komende twaalf maanden zal afnemen. Ongeveer een derde, 34 procent, verwacht dat het spaargeld zal toenemen en 39 procent verwacht dat het spaargeld gelijk zal blijven; 7 procent gaf geen antwoord op deze vraag (zie figuur 1).
Onder mensen die het spaargeld de afgelopen twaalf maanden zagen toenemen, verwacht een veel groter deel, 64 procent, een stijging van het spaargeld in de komende twaalf maanden; 10 procent verwacht dat het spaargeld de komende twaalf maanden zal afnemen (zie figuur 2). Van de respondenten die het spaargeld de afgelopen twaalf maanden zagen dalen, verwacht de meerderheid (54 procent) juist een verdere afname; 24 procent verwacht dat hun spaargeld de komende twaalf maanden zal toenemen.
Verwacht spaargeld en inkomensgroepen
Respondenten die een afname van het spaargeld voorzien, hebben vaker een inkomen beneden modaal. Ook verwachten zij vaker een inkomensdaling. Bovendien geeft 30 procent van hen aan dat zij op dit moment spaargeld gebruiken of schulden maken, ten opzichte van 3 procent onder degenen die een stijging van het spaargeld verwachten. Een groot deel, 39 procent, van de groep die verwacht in te teren op het spaargeld, verwacht dan ook spaargeld nodig te hebben om de vaste lasten en dagelijkse uitgaven te kunnen betalen.
Van de groep die een daling van het spaargeld verwacht, heeft 35 procent op dit moment al niet of nauwelijks spaargeld. Dat is ruim twee keer zo vaak als de Nederlanders die een stijging van het spaargeld voorzien (zie figuur 3). Bijna een kwart van de respondenten die verwacht dat het spaargeld afneemt, voorziet voor de komende twaalf maanden dan ook dat zij rekeningen te laat zullen betalen en/of rood zullen staan vanwege geldgebrek.
Slechts 17 procent verwacht uitgaven in te halen
Afgelopen jaar daalden de uitgaven van consumenten hard, onder meer doordat coronamaatregelen bepaalde uitgaven lastiger maakten. Vanwege vaccinaties en testen worden maatregelen versoepeld en kunnen meer uitgaven weer doorgaan. Toch verwachten Nederlanders de komende twaalf maanden niet massaal uitgaven in te halen die ze door de coronamaatregelen niet hebben gedaan: slechts 17 procent acht dit waarschijnlijk. Het inhalen van uitgaven zou betekenen dat bijvoorbeeld de keren die mensen afgelopen jaar niet uit eten en drinken zijn gegaan de komende twaalf maanden zouden worden ingehaald, bovenop een terugkeer naar een voor hen normaal uitgavenpatroon.
Wel verwacht 46 procent van de Nederlanders dat zij de komende twaalf maanden meer zullen uitgeven aan zaken die door coronamaatregelen lastiger waren. Hieronder vallen uitgaven aan vakantie, uit eten en drinken, kleding en sieraden, verzorging en gezondheid, sport en hobby’s en vrije tijd. Van hen zag 90 procent de uitgaven aan deze categorieën afgelopen twaalf maanden ook dalen, wat wijst op een normalisatie van het uitgavenpatroon. Mensen die hun spaargeld afgelopen jaar zagen toenemen, verwachten vaker (62 procent) een toename in de uitgaven aan tenminste één van deze categorieën dan mensen die hun spaargeld zagen afnemen (48 procent) of stagneren (37 procent).
Opvallend: mensen die uitgaven verwachten in te halen en/of verwachten meer uit te geven aan producten of diensten die door coronamaatregelen lastiger waren, verwachten doorgaans dat hun spaargeld zal toenemen (45 procent) of gelijk zal blijven (34 procent; figuur 4). Dit wijst er dus op dat ze verwachten dat deze uitgaven niet zullen leiden tot een lager spaarsaldo.
Andere vormen van vermogensopbouw
Bijna een derde, 32 procent, van de Nederlanders verwacht de komende twaalf maanden op andere manieren vermogen op te bouwen, anders dan sparen. Hieronder vallen het kopen van een huis (6 procent), het huis verduurzamen (15 procent), extra aflossen op de hypotheek (13 procent) en beleggen (12 procent). Onder mensen die hun spaargeld de afgelopen twaalf maanden hebben zien toenemen, is een aanzienlijk groter deel dit van plan: bijna de helft van hen acht het waarschijnlijk dat ze een huis kopen, zullen verduurzamen, extra gaan aflossen of zullen beleggen. Het animo voor beleggen is onder deze groep het sterkst (figuur 5).
Deze vier zaken lijken, net als een toename aan de uitgaven aan producten en diensten die door coronamaatregelen lastiger waren, ook niet gepaard te gaan met grootschalig ontsparen. Van de mensen die een huis denken te kopen, te gaan verduurzamen, extra af te lossen op de hypotheek of te gaan beleggen, voorziet bijna de helft dat het spaargeld verder zal toenemen. Nog eens 33 procent verwacht dat het gelijk zal blijven; 16 procent verwacht een afname van het spaargeld voor de komende twaalf maanden.
Verder verwacht 7 procent van de respondenten de komende twaalf maanden cryptocurrencies te kopen. Ook dit geldt vaker voor Nederlanders die afgelopen jaar hun spaargeld hebben zien toenemen (zie figuur 5).