Onderzoek
Financiële problemen en twijfels over geldzaken blijven vaak binnenshuis (uitgebreid rapport)
Hoewel Nederlanders vrij open zijn naar hun partner over geldkwesties, praten veel mensen daar zelden of nooit over met goede vrienden of familie, blijkt uit een enquête onder ruim 2.700 mensen.
In het kort
Volgens NVVK, de koepelorganisatie voor schuldhulpverlening, hebben mensen die bij hen aankloppen gemiddeld vijf jaar gewacht met het zoeken van hulp, waardoor hun schulden zijn opgelopen tot tienduizenden euro’s. Een veelgenoemde reden waarom mensen zo lang wachten voor ze aan de bel trekken is dat zij uit schaamte gesloten zijn over geldzaken ﴾Aedes, 2017; AD, 2019; Nibud, 2018; NVVK, 2019﴿. Met een enquête onder 2.717 mensen hebben we gekeken hoe gesloten Nederlanders zijn over hun financiën naar hun partner en goede vrienden of familie en wat de relatie daarmee is met financiële schaamte. Daaruit blijkt dat er qua openheid over geldzaken nog wel wat valt te winnen in Nederland, vooral ‘buitenshuis’ ﴾figuur 1﴿. Dat kanbovendien relevanter blijken nu de werkloosheid door de coronacrisis oploopt.
Gesloten over geldzaken
Van alle Nederlanders tussen de 20 en 75 jaar geeft 22 procent aan in het algemeen ﴾heel﴿ gesloten te zijn naar andere mensen over zijn of haar financiële situatie. Nog eens 16 procent geeft aan een beetje gesloten te zijn ﴾figuur 2﴿. Hoe open je bent over je geldzaken kan natuurlijk sterk afhankelijk zijn van de persoon die je tegenover je hebt en van het onderwerp. We hebben respondenten daarom gevraagd hoe gemakkelijk en hoe vaak ze praten over geldzaken met hun partner en met goede vrienden of familie. Ook vergelijken we hoe gemakkelijk en vaak vervelende financiële onderwerpen, zoals tegenvallers, worden besproken vergeleken met hun positieve tegenhangers, zoals meevallers.
Tegen partners
Over het algemeen ervaren maar heel weinig Nederlanders ongemak om met hun partner over geldzaken te praten. Begrijpelijk, want dat is degene die doorgaans het dichtst bij staat. En als je een gezamenlijk huishouden voert, gaat een financiële tegenvaller vaak ook hem of haar aan. Slechts 2 procent geeft aan het ﴾heel﴿ ongemakkelijk te vinden om over geldzaken te praten met de partner, en 5 procent vindt het een beetje ongemakkelijk; 84 procent geeft aan het een beetje tot heel gemakkelijk te vinden om hierover te praten. We zien wel dat mensen die niet samenwonen met hun partner het over het algemeen wat ongemakkelijker vinden.
Partners lijken vervelende geldkwesties over het algemeen dan ook vaak met elkaar te delen ﴾figuur 3﴿. Zo zegt 83 procent van de Nederlanders met een partner daarmee te praten bij financiële problemen of twijfels. Toch geeft 5 procent aan hier niet over te praten. Nog eens 10 procent is het niet eens maar ook niet oneens met de stelling. Verder zegt 11 procent zelden of nooit over zijn of haar financiële zorgen te praten met de partner. Ook bespreekt 9 procent financiële missers ﴾door men zelf veroorzaakt﴿ zelden of nooit met de partner, en 8 procent deelt financiële tegenvallers ﴾waar men zelf weinig aan kan doen﴿ zelden of nooit. Bij financiële missers, tegenvallers en zorgen zijn respondenten die aangeven dat dit op hen niet van toepassing is, weggelaten uit de analyse ﴾zie de onderzoeksverantwoording in de bijlage voor meer informatie over de analyses﴿.
Tegen goede vrienden of familie
Meer Nederlanders voelen schroom om met goede vrienden of familie over geldzaken te praten: 17 procent vindt dat ﴾heel﴿ ongemakkelijk en nog eens 12 procent vindt het een beetje ongemakkelijk ﴾figuur 4﴿. Mensen zonder partner geven aan het gemakkelijker te vinden om met goede vrienden of familie te praten.
Tegen goede vrienden of familie zijn Nederlanders ook minder openhartig over geldzaken: 39 procent geeft aan financiële problemen of twijfels over geldzaken niet met goede vrienden of familie te zullen bespreken ﴾figuur 5﴿. Onder singles is deze groep kleiner: 22 procent van hen zou bij financiële problemen of twijfels over geldzaken niet met goede vrienden of familie praten, vergeleken met 45 procent van degenen met een partner. Aangezien voor singles goede vrienden of familie een eerste aanspreekpunt zijn, is het opvallend dat een vijfde van de singles aangeeft niet bij hen aan te zullen kloppen.
Verder zegt 49 procent financiële zorgen zelden of nooit met goede vrienden of familie te delen; 48 procent van de Nederlanders vertelt hen zelden of nooit over financiële missers en 42 procent bespreekt zelden of nooit financiële tegenvallers ﴾figuur 6﴿. Tot slot zien we ook dat de helft van de Nederlanders aangeeft bij twijfels over geldzaken of financiële problemen hiervoor niet naar een specialist te gaan. En meer dan de helft van degenen die aangeven niet met goede vrienden of familie te praten bij financiële problemen, geeft aan in zo’n geval ook niet naar een specialist te gaan.
Successen versus missers en meevallers tegenover tegenvallers
Nederlanders vinden positieve financiële ontwikkelingen gemakkelijker om te bespreken dan negatieve ontwikkelingen. Dit geldt niet alleen voor het bespreken hiervan met goede vrienden of familie, maar ook met de partner ﴾figuur 7 en figuur 8﴿. Zo vindt 35 procent financiële successen gemakkelijker om met de partner te bespreken dan financiële missers, terwijl 7 procent missers juist gemakkelijker vindt dan successen. Voor het bespreken van deze onderwerpen met goede vrienden of familie zien we grofweg dezelfde resultaten ﴾hierbij geldt wel, net zoals hierboven al beschreven, dat mensen deze onderwerpen gemakkelijker vinden om met de partner te bespreken dan met goede vrienden of familie﴿. De verschillen tussen financiële meevallers en tegenvallers zijn iets kleiner, maar laten eenzelfde beeld zien.
Nederlanders vertellen hun partner en goede vrienden of familie ook vaker over financiële successen dan over missers ﴾figuur 9﴿, maar de verschillen zijn niet heel groot; 21 procent vertelt zijn goede vrienden of familie vaker over successen dan over missers en voor 10 procent is het andersom. Ook financiële meevallers worden iets vaker verteld dan tegenvallers ﴾figuur 10﴿. Verder zien we dat mensen financiële successen niet vaker delen dan financiële tegenvallers, en meevallers vaker delen dan successen. Dit kan te maken hebben met bescheidenheid van mensen over hun eigen prestaties.
Let wel, nog steeds vertelt 43 procent van de Nederlanders zijn goede vrienden of familie zelden of nooit over financiële successen en 39 procent zelden of nooit over financiële meevallers. Dus hoewel successen iets vaker worden besproken dan missers, en meevallers iets vaker dan tegenvallers, is er een grote groep die in het algemeen weinig spreekt over geldzaken met goede vrienden of familie ﴾figuur 6﴿.
Vooral mensen in kwetsbare positie zijn gesloten
In onze steekproef geeft 16 procent aan veel geld over te houden, 46 procent zegt een beetje geld over te houden, 21 procent kan precies rondkomen, 6 procent moet spaargeld gebruiken en 2 procent van de Nederlanders geeft aan schulden te moeten maken. Hoe open Nederlanders in het algemeen zijn over hun geldzaken naar anderen, hangt hiermee samen ﴾zie figuur 11﴿. Zo geeft 29 procent van de mensen die spaargeld moeten aanspreken of schulden moeten maken aan ﴾heel﴿ gesloten te zijn. Onder de degenen die aangeven veel geld over te houden is dat 17 procent.
Partner
Die relatie met de financiële situatie komt ook naar voren als we kijken naar het ongemak om over geldzaken te praten met de partner; 9 procent van de Nederlanders die spaargeld aanspreken of schulden maken, zegt namelijk dat zij geldzaken een ﴾heel﴿ ongemakkelijk onderwerp vinden om aan te snijden met de partner ﴾figuur 12﴿.
Nog eens 15 procent vindt het een beetje ongemakkelijk. Onder mensen die veel geld overhouden is dat respectievelijk 0 en 2 procent. Over het algemeen zien we ook dat Nederlanders minder vaak financiële zaken met hun partner delen naarmate de situatie benarder is. Bovendien geeft 13 procent van degenen die spaargeld gebruiken of schulden maken bij financiële problemen of twijfels over geldzaken niet met hun partner te praten, terwijl dat 3 procent is onder degenen die veel geld overhouden ﴾figuur 13﴿.
Goede vrienden of familie
Eerder in deze studie zagen we al meer schroom onder Nederlanders om geldzaken te bespreken met goede vrienden of familie dan met de eigen partner. Dit speelt meer voor Nederlanders die er minder goed voor staan; 22 procent van de Nederlanders die spaargeld aanspreken of schulden maken vindt het ﴾heel﴿ ongemakkelijk om geldzaken te bespreken met goede vrienden of familie. Nog eens 17 procent vindt het een beetje ongemakkelijk ﴾figuur 14﴿. Van de mensen die veel geld overhouden vindt 9 procent het een ﴾heel﴿ ongemakkelijk onderwerp om met goede vrienden of familie te bespreken. Nog eens 8 procent zegt het een beetje ongemakkelijk te vinden.
De relatie tussen de financiële situatie en het vertellen aan goede vrienden of familie over financiële gebeurtenissen en over financiële problemen en twijfels over geldzaken is wel minder duidelijk en vaak niet statistisch significant ﴾figuur 15﴿. Tot slot zien we niet dat mensen die spaargeld moeten gebruiken of schulden moeten maken vaker naar een specialist gaan als ze financiële problemen hebben of twijfels over geldzaken: ook bijna de helft van hen zegt niet aan te kloppen bij een specialist.
In de statistische analyses voor de relatie tussen de financiële situatie en algemene openheid, gemak en het vertellen over financiële gebeurtenissen, hebben we onder meer rekening gehouden met verschillende sociaaleconomische kenmerken en hoe interessant de respondent persoonlijke geldzaken vindt ﴾zie de onderzoeksverantwoording voor een uitgebreidere toelichting van de analyses﴿. Hoewel niet alle verschillen in de omschrijving van de financiële situatie onderling significant zijn, bestaat in het algemeen een positieve en significante samenhang tussen hoe goed de financiële situatie is en 1﴿ hoe open mensen in het algemeen zijn over hun geldzaken, 2﴿ hoe vaak financiële gebeurtenissen aan de partner worden verteld 3﴿ of financiële problemen en twijfels over geldzaken worden besproken met de partner en 4﴿ hoe gemakkelijk wordt gesproken over geldzaken met de partner en goede vrienden of familie. Voor het bespreken van financiële gebeurtenissen en van financiële problemen of twijfels over geldzaken met goede vrienden of familie is de relatie met de financiële situatie minder sterk.
Financiële schaamte
Het is natuurlijk niet vreemd dat praten over de financiële situatie tot ongemak leidt, zeker onder de groep Nederlanders voor wie het tegenzit. Voor hen zal het misschien eerder gaan over wat niet kan, dan over wat wel kan. Geldzaken kunnen bovendien een bron van stress zijn voor sommigen.
De financiële situatie is verder typisch zo’n onderwerp waarmee ﴾soms pijnlijk﴿ duidelijk kan worden hoe je afsteekt ten opzichte van de mensen om je heen. En uit de psychologische literatuur weten we dat mensen zichzelf ook op financieel vlak vergelijken met anderen, naast bijvoorbeeld aantrekkelijkheid en intelligentie ﴾Wheeler & Miyake, 1992; Garcia, Weaver & Chen, 2019﴿. En valt die vergelijking in jouw nadeel uit, dan kan dat motiveren om het beter te doen ﴾Festinger, 1954﴿, maar als dat niet per se haalbaar is of lukt, dan kan dat leiden tot schaamte ﴾Sedighimorna, 2018﴿.
In ons onderzoek zegt 10 procent van de Nederlanders zich te schamen voor zijn of haar financiële situatie.
Mensen die zich in een benardere financiële positie bevinden, geven vaker aan zich te schamen voor hun financiële situatie. Dit lijkt een belangrijke rol te spelen in de openheid over geldzaken. Nemen we dit gevoel mee in de analyses, dan wordt het effect van de financiële positie namelijk minder of valt zelfs weg. Kortom: wiens financiële situatie ongezonder is, schaamt zich vaker en is daarmee ook geslotener over zijn of haar financiële situatie.
Conclusie en discussie
Dit onderzoek laat zien dat Nederlanders over het algemeen vrij open zijn over hun geldzaken naar hun partner toe. Wel bespreken Nederlanders die er financieel slechter voor staan hun geldzaken aanzienlijk minder met hun partner. Financiële schaamte lijkt daarin een belangrijke rol spelen. Hoewel ongemak rondom de financiële situatie begrijpelijk is, zeker als het minder gaat, worden problemen wellicht eerder gesignaleerd en opgelost als partners elkaar meer op de hoogte houden van hun financiële zorgen, missers en tegenvallers.
Naar goede vrienden of familie, zijn Nederlanders geslotener over hun geldzaken. Ook een specialist opzoeken is voor de helft van de Nederlanders niet vanzelfsprekend. De relatie met de financiële situatie is hier minder duidelijk. Onderwerpen als financiële zorgen, tegenvallers, twijfels en problemen blijven dus vaak ‘binnenshuis’. Terwijl advies en hulp bij geldkwesties ook van buiten het huishouden kunnen komen. Dit is zeker relevant voor degenen die geen partner hebben om financiële kwesties mee te bespreken. Familie of vrienden kunnen misschien bijspringen met financiële hulp of raad en daad, of er in elk geval rekening mee houden dat je op een wat krapper budget leeft.
Niet elke misser, tegenslag of financiële vraag leidt tot grote problemen. Maar financiële problemen kunnen wel sluipenderwijs ontstaan. En ze lijken zich niet tot één bevolkingsgroep te beperken. De groep die schulden maakt, is namelijk divers: 30 procent van hen woont in een koophuis, 20 procent is hoger opgeleid, 19 procent heeft een vast arbeidscontract en 12 procent verdient bovenmodaal. Bovendien loopt de werkloosheid door de coronacrisis op; deze zal tot en met volgend jaar naar verwachting verdubbelen. Meer mensen zullen hun inkomen dus onder druk zien staan, waardoor een klein financieel incident zou kunnen uitgroeien tot een probleem. Door je gedrag aan te passen, bijvoorbeeld door te snijden in je uitgaven of door een betalingsregeling te treffen, kunnen de financiën wellicht weer snel op orde worden gebracht. Hierover praten kan de eerste stap zijn.
Literatuur
Festinger, L. ﴾1954﴿. A theory of social comparison process. Human Relations, 7, 117‐140.
Plantinga, A. ﴾2019﴿. Poor Psychology: Poverty, shame, and decision making.
Sedighimora, N. Shame and it’s features: Understanding of shame. European Journal of Social Sciences Studies, 3, 75‐107.
Wheeler, L., & Miyake, K. ﴾1992﴿. Social comparison in everyday life. Journal of Personality and Social Psychology, 62, 760‐773.
Garcia, S. M., Weaver, K., & Chen, P. ﴾2019﴿. The status signals paradox. Social Psychological and Personality Science, 10, 690‐696.
Bijlage: onderzoeksverantwoording
De enquête is in juni en juli van 2020 ingevuld door 2.717 Nederlanders tussen de 20 en 75 jaar. Na weging is deze groep representatief op leeftijd, geslacht en opleidingsniveau voor de Nederlandse bevolking. Hieronder beschrijven we de vragen en analyses die in de huidige publicatie zijn gebruikt.
We informeerden respondenten aan het begin van de vragenlijst dat we vragen zouden stellen over hoe ze praten over hun geldzaken en financiële situatie met zowel de partner als goede vrienden/familie. Verder gaven we de toelichting en instructie mee: ‘Met goede vrienden/familie bedoelen we mensen die dicht bij je staan; voor de één is dat een goede vriend, voor de ander een familielid. Neem bij het beantwoorden van de vragen dan ook die mensen in gedachten die dicht bij jou staan.’
Om het ongemak rondom het bespreken van geldzaken in kaart te brengen vroegen we respondenten allereerst hoe open ze in het algemeen zijn over hun financiële situatie. Antwoorden waren op een zevenpuntsschaal lopend van ‘heel gesloten’ ‘tot heel open’ en ‘weet niet’. Daarnaast vroegen we ze hoe gemakkelijk ze praten over geldzaken, met de partner en met goede vrienden of familie. Ook hier waren de antwoorden op een zevenpuntsschaal lopend van ‘heel ongemakkelijk’ tot ‘heel gemakkelijk’ en ‘weet niet’. Verder vroegen we respondenten via drie stellingen of ze als ze financiële problemen of twijfels hebben over hun geldzaken, daarover praten met hun partner, goede vrienden of familie of daarvoor naar een specialist gaan voor ﴾betaald﴿ advies. De antwoorden hierop waren een vijfpuntsschaal lopend van ‘helemaal mee oneens’ tot ‘helemaal mee eens’ en ‘weet ik niet’. Tot slot vroegen we hoe vaak respondenten hun partner en goede vrienden of familie vertellen over financiële ontwikkelingen. Hierbij ging het om financiële successen, meevallers, missers, tegenvallers en zorgen. De antwoorden hier waren op een vijfpuntsschaal lopend van ‘altijd’ tot ‘nooit’, ‘niet van toepassing’ en ‘weet niet’. Degenen die aangaven dat het niet van toepassing was, hebben we ook voor de beschrijvende statistieken van deze vragen weggelaten. Het aandeel dat ‘niet van toepassing’ aangaf, varieerde per vraag en lag tussen de 11 en 22 procent.
Om de financiële situatie van Nederlanders in kaart te brengen, vroegen we respondenten welke omschrijving ze het beste vinden passen bij de huidige financiële situatie van hun huishouden; 16 procent houdt veel geld over, 46 procent houdt een beetje geld over, 21 procent kan precies rondkomen, 6 procent moet spaargeld gebruiken en 2 procent moet schulden maken. Vergeleken met de cijfers die het CBS publiceerde over de maanden juni en juli, de periode waarin onze vragenlijst uitstond, is het aandeel Nederlanders dat veel geld overhoudt iets hoger. En er zitten relatief iets minder mensen in de andere categorieën. Dit verschil wordt mogelijk verklaard doordat een groter aandeel in onze steekproef aangaf geen antwoord te willen geven op deze vraag. Bij ons was dat aandeel 9 procent, bij het CBS was dat in juni 6 procent en in juli 5 procent. We verwachten niet dat dit invloed heeft op onze resultaten, omdat de mensen die geen antwoord hebben gegeven, de andere vragen ook hebben gekregen.
De antwoorden op de variabele ‘omschrijving huidige financiële situatie’ zijn voor de regressieanalyses vervolgens ingedeeld in vijf categorieën: ‘er wordt veel geld over gehouden’, ‘er wordt een beetje geld over gehouden’, ‘er kan precies worden rondgekomen’, ‘er moet spaargeld worden gebruikt of er moeten schulden worden gemaakt’ en ‘geen antwoord’. Ook hebben we de regressies gedraaid voor de indeling naar drie categorieën ‘er moeten schulden worden gemaakt’, ‘er wordt veel geld overgehouden tot en met er moet spaargeld worden gebruikt’ en ‘geen antwoord’.
We vroegen respondenten ook naar hun gevoelens rondom hun financiële situatie en attitudes. We legden stellingen voor om de volgende zaken te meten: financiële schaamte ﴾Plantinga, 2019﴿ en interesse in persoonlijke geldzaken. De antwoorden hierop waren allemaal op een vijfpuntsschaal lopend van ‘helemaal oneens’ tot ‘helemaal eens’ en ‘weet niet’.
Verschillen tussen hoe gemakkelijk successen, missers, meevallers en tegenvallers worden besproken, en hoe vaak ze worden verteld, hebben we getoetst met Wilcoxon signed‐rank‐toetsen. We hebben vervolgens gekeken of verschillen in de omschrijving van de financiële situatie samenhangen met de antwoorden op de vragen over het bespreken van geldzaken. Dit hebben we gedaan met een ordinale logistische regressieanalyses, waarbij we rekening hebben gehouden met de demografische en sociaaleconomische variabelen leeftijd, geslacht, opleidingsniveau, wel of niet student zijn, gezinssituatie en stedelijkheid. Verder houden we rekening met de interesse van respondenten in persoonlijke geldzaken. Voor de analyses gericht op het bespreken van geldzaken met goede vrienden of familie houden we daarnaast nog rekening met de mate waarin de respondent bij goede vrienden of familie terecht kan als hij of zij hulp nodig heeft. Daarna draaiden we de analyses opnieuw, waarbij we de variabele voor financiële schaamte hebben toegevoegd.