Onderzoek
Koplopers verduurzaming trekken transitie naar nieuwe economie nog niet vlot
De transitie is ook het afgelopen jaar niet versneld. Integendeel, ten opzichte van het afgelopen jaar is de situatie eerder iets verslechterd dan verbeterd.
In het kort
Voor de toekomstbestendigheid van de Nederlandse economie is het noodzakelijk dat bedrijven versnellen in de transitie naar een nieuwe economie die duurzaam en sociaal inclusief is. Om de voortgang van deze transitie inzichtelijk te maken houdt RaboResearch jaarlijks een enquête onder een representatieve groep van zo’n 1500 bedrijven. Daarmee monitoren we de voortgang van het bedrijfsleven op de zeven dimensies van de nieuwe economie, optellend tot de Nieuwe Economie index voor de Transitie van het bedrijfsleven (NEx-T; zie box 1). We onderzoeken wat het Nederlandse bedrijfsleven het afgelopen jaar heeft gedaan om deze transitie vorm te geven en beantwoorden de vraag in hoeverre deze inspanningen de transitie deden versnellen.
Merendeel van de bedrijven investeerde het afgelopen jaar meer in verduurzaming dan het jaar ervoor
Meer dan 55 procent van het Nederlandse bedrijfsleven heeft het afgelopen jaar meer in verduurzaming geïnvesteerd dan het jaar ervoor. Van deze bedrijven geeft 58 procent aan dit vooral te hebben gedaan om het energieverbruik te reduceren. De sterk gestegen energielasten - veroorzaakt door de oorlog in Oekraïne – zijn hiervoor waarschijnlijk een belangrijke verklaring. Voor ongeveer 47 procent van de bedrijven die het afgelopen jaar meer hebben geïnvesteerd, was de investering gericht op reductie van grondstofverbruik. De verstoorde toeleveringsketens en schaarste aan grondstoffen, zaken die gedurende de coronapandemie al sterk speelden en die door de oorlog onder druk kwamen te staan, spelen hierbij waarschijnlijk een rol.
Box 1: De transitie naar een nieuwe economie gemeten
Bij de transitie naar een nieuwe economie kijken we het naar zeven onderliggende dimensies (figuur 1):
Voor ieder van deze zeven dimensies leggen we bedrijven steeds drie vragen voor. Hiermee meten we per dimensie de intenties van bedrijven, de mate waarin ze zijn verankerd in hun bedrijfsvoering en de mate waarin bedrijven er daadwerkelijk resultaat op boeken (zie appendix 1). Door de antwoorden op deze vragen samen te vatten in één index krijgen we zicht op de stand van de transitie naar een nieuwe economie. En aangezien we dit nu voor het derde achtereenvolgende jaar volgens dezelfde methode hebben gemeten, kunnen we uitspraken doen over de historische ontwikkeling van de transitie.
Percentage bedrijven dat meer heeft geïnvesteerd verschilt per sector en naar omvang
Het percentage van de bedrijven dat het afgelopen jaar meer heeft geïnvesteerd in verduurzaming is niet in alle sectoren even hoog (figuur 2). De sectoren energievoorziening, industrie en transport & logistiek lopen voorop. Dat zijn veelal sectoren die ook de grootste opgaven hebben op het vlak van verduurzaming; niet voor niets zijn dit de sectoren die nadrukkelijk worden aangesproken vanuit het klimaatakkoord. Ook het openbaar bestuur heeft sterk geïnvesteerd in verduurzaming. Wat dat betreft lijkt de overheid als sector de goede richting aan te geven. Tegelijkertijd blijven sectoren als gezondheidszorg, cultuur & recreatie, zakelijke diensten en informatie & communicatie achter.
Het percentage bedrijven met toegenomen duurzaamheidsinvesteringen verschilt dus sterk tussen sectoren. Deze fragmentatie zien we ook bij bedrijven van verschillende omvang (figuur 3). Terwijl meer dan 84 procent van de grootbedrijven (>250 werknemers) het afgelopen jaar meer heeft geïnvesteerd in verduurzaming dan het jaar ervoor, ligt dit percentage onder microbedrijven (<10 werknemers) een stuk lager met nog geen 43 procent.
Bedrijven die meer hebben geïnvesteerd in verduurzaming doen het beter in de transitie naar een nieuwe economie
Wanneer we de transitievoortgang van bedrijven die het afgelopen jaar meer hebben geïnvesteerd in verduurzaming afzetten tegen de transitievoortgang van bedrijven die dat niet hebben gedaan, valt op dat de eerste groep aanzienlijk beter scoort dan de tweede groep. (figuur 4). Op een schaal van 1 tot en met 10 scoren de koplopers gemiddeld een 6,4, terwijl de achterblijvers met gemiddeld een 5,2 een onvoldoende scoren.
Het is natuurlijk mogelijk dat ondernemingen die hoog scoren op de NEx-T, juist omdat ze verduurzaming belangrijk vinden, meer investeren in duurzaamheid dan ondernemingen die laag scoren. Dat neemt niet weg dat bedrijven die het afgelopen jaar meer hebben geïnvesteerd zich ook beter hebben ontwikkeld in de transitie. Van de bedrijven die zowel vorig jaar als dit jaar hebben deelgenomen aan de enquête (zie box 2), zijn de bedrijven die het afgelopen jaar meer hebben geïnvesteerd er gemiddeld een tiende punt op vooruitgegaan, terwijl bedrijven die dat niet hebben gedaan er het afgelopen jaar gemiddeld een tiende punt op achteruit zijn gegaan (p<0,05). Dit suggereert dat investeren in verduurzaming voor individuele bedrijven wel degelijk bijdraagt aan hun voortgang op de transitie naar een nieuwe economie.
Box 2: Terugkerende respondenten laten zien hoe bedrijfskenmerken zich verhouden tot de ontwikkeling van bedrijven in de transitie
Ongeveer een derde van de bedrijven in de dataset heeft zowel in 2021 als in 2022 deelgenomen aan onze enquête. Voor deze 503 bedrijven kunnen we dus niet alleen ingaan op het niveau van hun transitiescore, maar ook op hun ontwikkeling. Helaas is de groep bedrijven die in beide jaren hebben deelgenomen aan de enquête niet representatief voor het gehele Nederlandse bedrijvenlandschap. Zo zijn de terugkerende respondenten gemiddeld groter qua bedrijfsomvang en ook hun gemiddelde transitiescore is in beide jaren hoger dan de gemiddelde transitiescore van bedrijven die niet in beide jaren aan de enquête hebben deelgenomen, met name op de dimensies nieuwe rijkdom, transparante ketens, inclusief ondernemen en groene energie.
Hoewel het gemiddelde niveau en de gemiddelde ontwikkeling van de groep bedrijven die in 2021 en 2022 aan de enquête heeft deelgenomen niet representatief is voor het gemiddelde bedrijf in Nederland, kunnen we deze groep bedrijven wel gebruiken om iets te zeggen over de samenhang tussen de kenmerken die zij hebben en de ontwikkeling die ze in de transitie hebben doorgemaakt. We kunnen met andere woorden ingaan op de onderscheidende kenmerken van bedrijven die zich beter of juist minder goed hebben ontwikkeld in de transitie naar een nieuwe economie.
Toegenomen investeringen hebben nog niet geleid tot versnelling van de transitie bij het gehele bedrijfsleven
Ondanks het feit dat het merendeel van de Nederlandse bedrijven het afgelopen jaar meer in verduurzaming heeft geïnvesteerd, is er nog geen versnelling in de transitie van het gehele Nederlandse bedrijfsleven zichtbaar. Sterker nog, de gemiddelde score van Nederlandse bedrijven in de transitie is het afgelopen jaar gedaald, al is dat niet significant (figuur 5). Ook op de onderliggende dimensies van de transitie naar een nieuwe economie zien we nergens een positief significante ontwikkeling. Mogelijk gaan de kosten van investeren voor de baten uit. In dat geval vormen de toegenomen investeringen bij een groot deel van de Nederlandse bedrijven een voorbode voor een versnelling van de transitie in de nabije toekomst.
Industrie, energie en vervoer zijn de transitiekoplopers
Dat de transitie voor het algehele Nederlandse bedrijfsleven stagneert, betekent niet dat alle sectoren stilstaan. Figuur 6 laat zien dat sectoren als industrie, energie en transport & logistiek er juist op vooruit lijken te zijn gegaan. Gezien het (soms) beperkt aantal respondenten per sector kan vanuit statistisch oogpunt niet eenduidig worden vastgesteld dat sectoren in hun ontwikkeling op de transitie wezenlijk van elkaar verschillen. Toch lijken er wel degelijk verschillen te bestaan tussen sectoren. Wanneer we sectoren groeperen en onderscheid maken tussen industrie, energie en transport & logistiek enerzijds en overige sectoren anderzijds, maakt die eerste groep gezamenlijk een positieve ontwikkeling door terwijl de laatste groep een negatieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. En terwijl de gemiddelde transitiescore van de twee groepen sectoren in 2021 nog niet wezenlijk van elkaar verschilden, doen ze dat in 2022 wel.
Duurzaamheid overvleugelt achterblijvende sociale dimensies
We zien niet alleen verschillen tussen sectoren op de algehele ontwikkeling van de transitie naar een nieuwe economie, we zien deze verschillen ook op de onderliggende dimensies van de transitie (tabel 1). Het valt op dat sectoren die zich het afgelopen jaar positief hebben ontwikkeld in de transitie, dat doorgaans op veel van de dimensies doen. De sector transport & logistiek laat zelfs op alle dimensies van de transitie een positieve ontwikkeling zien. Hier staat tegenover dat sectoren die een negatieve ontwikkeling laten zien dit doorgaans op alle dimensies doen.
Los van de verschillen tussen sectoren valt in tabel 1 ook op dat de dimensies die zich het afgelopen jaar positief hebben ontwikkeld vooral te vinden zijn aan de milieu- en duurzaamheidskant van de transitie. Met name groene energie en in mindere mate circulaire economie en biodiversiteit hebben het afgelopen jaar in veel sectoren een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Maar ook zijn het afgelopen jaar sommige dimensies er in vrijwel alle sectoren op achteruit gegaan. Dit geldt vooral voor de dimensies nieuwe rijkdom en inclusief ondernemen. Deze verschillen zijn ook terug te vinden bij de bedrijven in het ondernemingenpanel (box 2).
Conclusies en implicaties voor beleid
Het Nederlandse bedrijfsleven stagneert in de transitie naar een nieuwe economie. Het goede nieuws is dat een groot deel van het Nederlandse bedrijfsleven het afgelopen jaar meer is gaan investeren in verduurzaming. Vooral bedrijven met een toch al grote verduurzamingsopgave deden dat: grotere bedrijven en bedrijven in specifieke sectoren als de energievoorziening, industrie en transport & logistiek. Tegelijkertijd laten de onderzoeksresultaten zien dat er in de transitie sprake is van een gefragmenteerd bedrijvenlandschap. Transitiekoplopers zijn meer gaan investeren in verduurzaming en bedrijven die meer zijn gaan investeren hebben zich op hun beurt het afgelopen jaar beter ontwikkeld in de transitie, maar tot een versnelling van de transitie voor het gehele Nederlandse bedrijfsleven heeft dit nog niet geleid.
De achterblijvende versnelling kan mogelijk worden verklaard doordat de kosten van investeringen doorgaans voor de baten uitgaan. De uitblijvende versnelling kan echter ook worden verklaard door de fragmentatie van het bedrijvenlandschap zelf. Een grote groep bedrijven komt nog te weinig in beweging. Niet ieder bedrijf voelt de urgentie om concreet invulling te geven aan de versnelling van de transitie naar een nieuwe economie. De transitie is gebaat bij beleid dat gericht is op het tegengaan van deze fragmentatie; naar grootteklassen en sectoren van ondernemingen en op de verschillende dimensies van de NEx-T.
Eén van de belangrijkste opgaven voor beleid is om het vertrouwen van het bedrijfsleven terug te winnen. Het bedrijfsleven staat zelf aan de lat, maar heeft behoefte aan een koersvaste overheid, een gelijk (inter)nationaal speelveld en toewijding vanuit de gehele keten. Overheid en bedrijfsleven moeten samen ondernemend naar brede welvaart zien te komen.
Appendix 1: Samenstelling van de enquête en index
Om uitspraken te kunnen doen over de voortgang van de transitie naar de nieuwe economie waarin maatschappelijk verantwoord ondernemen voorop staat, hebben we onderzoeksbureau Ipsos in oktober 2022 de opdracht gegeven een enquête uit te zetten onder een representatieve groep bedrijven in Nederland. Dit leverde enquêtegegevens op voor 1500 bedrijven.
Tabel 2 presenteert de verdeling van bedrijven over sectoren, regio’s en grootteklassen. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen het percentage respondenten zonder (kolom 2) en met wegingscorrectie (kolom 3). De laatste kolom (kolom 4) bevat de percentages zoals deze bekend zijn vanuit de gegevens van het CBS. De regionale kenmerken (gewesten) van de getrokken steekproef komen sterk overeen met de gegevens van het CBS; met én zonder wegingscorrectie. Sectoraal is de steekproef zonder wegingscorrectie relatief oververtegenwoordigd in de secundaire (industrie) en quartaire sector (zorg, welzijn, onderwijs en nutsbedrijven); na weging wordt hiervoor gecorrigeerd. Voor de omvang van bedrijven geldt dat het micro- en kleinbedrijf in de ongewogen steekproef relatief is ondervertegenwoordigd; na weging komen de grootteklasse-kenmerken van respondenten goed overeen met de gegevens van het CBS. Voor de enquête is extra uitgevraagd op industriële bedrijven.
Iedere respondent kreeg in de enquête ten minste drie typen vragen voorgelegd. Deze vragen hadden betrekking op:
- Achtergrondkenmerken van de respondent: vragen die ingaan op het geslacht, de leeftijd, de functie binnen het bedrijf en de gemoedstoestand van de respondent.
- Achtergrondkenmerken van het bedrijf: vragen die ingaan op de omvang van het bedrijf (aantal werknemers), de sector, vestigingslocatie, eigenaarschapsvorm, leeftijd van het bedrijf en de kwaliteit van managementpraktijken van het bedrijf.
- Transitiekenmerken van bedrijven: vragen die ingaan op de zeven dimensies van de nieuwe economie (zie tabel 2 voor exacte formulering van vragen).
In tabel 3 zijn de vragen per thema terug te vinden die zijn gebruikt voor het onderzoek. De gestelde vragen bestaan uit een mix van stellingen (schaal 1 t/m 7) en exacte vragen (ja/nee of percentage). Voor het samenstellen van de NEx-T hebben we dezelfde procedure gevolgd als in studie 'Coronacrisis splijtzwam voor transitie naar een nieuwe economie'.
Dankwoord
Dit onderzoek is uitgevoerd met bijdragen van Rogier Aalders en Floris Jan Sander (beiden RaboResearch). We willen ook Nard Koeman, Stef Konijn en Elène Lenders van SEO en Jos Reinhoudt (MVO Nederland) bedanken voor de bespreking van de resultaten. Het onderzoek naar de NEx-T heeft dezelfde zeven dimensies als het NEX-onderzoek dat SEO voor MVO jaarlijks uitvoert. Beide onderzoeken laten zien dat de groei van de transitie naar de nieuwe economie afvlakt.