Update
Nederlandse economie: verdere oververhitting en hardnekkigere inflatie
De Nederlandse economie groeit dit jaar naar verwachting met 2,0 procent en volgend jaar met 0,9 procent. We gaan uit van 5,0 procent inflatie dit jaar, gevolgd door 4,4 procent volgend jaar.
In het kort
De Nederlandse economie wist in het vierde kwartaal te ontsnappen aan de milde recessie die we vorig jaar hadden verwacht. Zij groeide in de laatste maanden van 2022 met 0,6 procent kwartaal-op-kwartaal juist relatief sterk. Een dip in de uitgaven van huishoudens die we gezien de hoge inflatie hadden verwacht bleef namelijk uit. De consumptie steeg in het laatste kwartaal juist opvallend hard. Stijgende lonen, eenmalige uitkeringen en overheidssteun, zoals de 190 euro per huishouden in november en december, hebben hier vermoedelijk een rol in gespeeld. Daarnaast bleek Nederlands fabricaat onverminderd populair over de landsgrenzen, want het handelsoverschot met het buitenland nam in de laatste maanden van het jaar ook onverwachts sterk toe.
Bij elkaar kwam de economische groei in 2022 in totaal uit op 4,5 procent. Nederland is in economisch opzicht aanzienlijk sterker uit de pandemie gekomen dan veel andere landen. Zo worstelen Duitsland, Spanje en het Verenigd Koninkrijk nog altijd met het inhalen van de (grotere) coronaschade, laat staan dat ze terug zijn op hun groeipad van voor de pandemie. Dit is ook te zien in het bbp per hoofd van de bevolking: per Nederlander is eind 2022 een stuk meer verdiend dan eind 2019, terwijl de meeste grote Europese landen per persoon nog fors armer zijn dan vóór de pandemie (zie figuur 2).
De Nederlandse economie blijft sterk oververhit, met een tekort aan personeel nog altijd als meest genoemde belemmering in driekwart van de bedrijfsbranches. Veel verlichting komt er bovendien niet voor bedrijven, want we verwachten dat de werkloosheid slechts beperkt oploopt, van 3,5 procent in 2022 naar 3,8 dit en 4,1 procent volgend jaar.
Toch verwachten we voor dit jaar nog een relatief sterke toename van het bbp van 2,0 procent (zie figuur 3). Een hoger minimumloon, gestegen uitkeringen, pensioenen en toeslagen, en natuurlijk een stijging van de cao-lonen geven begin dit jaar naar verwachting een slinger aan de huishoudconsumptie. Die koopkrachtimpuls in tijden van hoogconjunctuur betekent wel olie op het vuur voor de inflatie, die dit jaar ondanks het energieprijsplafond naar verwachting uitkomt op gemiddeld 5,0 procent.
Voor 2024 verwachten we een relatief beperkte economische groei van 0,9 procent. Veel bedrijven zullen door de tekorten aan mensen, materiaal en locaties worstelen om verder te kunnen groeien, terwijl de woningbouw in het slop raakt. Stijgende huishoudconsumptie en groeiende bedrijfsinvesteringen zullen bovendien zorgen voor steeds meer import van producten en diensten. Tegelijkertijd kunnen langdurige personeelstekorten op termijn ook een opwaarts risico zijn voor de economie. Het kan bedrijven prikkelen om te investeren in innovatie en arbeidsbesparende maatregelen, waardoor de arbeidsproductiviteit na jaren van praktische stilstand mogelijk weer toeneemt.
Inflatie blijft hardnekkig hoog; ECB harder aan de bak
De prijzen stijgen niet meer met dubbele cijfers, maar de strijd tegen de hoge inflatie is nog niet voorbij. Voor 2023 gaan we uit van een gemiddelde inflatie van 5,0 procent (zie figuur 4). Dankzij de invoering van het prijsplafond en de flink gedaalde groothandelsmarktprijs van aardgas zal de bijdrage van energie aan het inflatiecijfer dit jaar negatief zijn. Ondertussen is de hoge inflatie wel breed verspreid. We voorzien dat dit de aankomende periode het geval blijft. De overheid ondersteunt de economie flink, terwijl de cao-loongroei dit jaar naar verwachting oploopt tot gemiddeld 5,6 procent. In februari lagen de cao-lonen al 4,9 procent hoger dan een jaar eerder. Werkgevers zullen proberen deze hogere loonkosten af te wentelen op de consument door hun prijzen te verhogen. Consumenten zijn vanwege de gestegen inkomens beter in staat deze hogere prijzen te betalen. Al met al zorgt dit tegen de achtergrond van een krappe aanbodkant van de economie voor prijsdruk op een breed front van producten en diensten.
We denken dat de inflatie ook in 2024 hoog blijft en gaan uit van 4,4 procent. De loongroei blijft ook na 2023 hoger dan voor de pandemie toen de lonen tussen de 1,5 en 3,0 procent toenamen. Verder nemen we aan dat het kabinet het prijsplafond in 2024 doorzet met hogere plafondprijzen. Vermoedelijk liggen de energieprijzen in 2024 hoger dan de huidige plafondprijzen, waardoor energie volgend jaar weer positief bijdraagt aan de inflatie. Uiteraard is deze verwachting met veel onzekerheid omgeven, omdat het lastig is om de volatiele olie-, gas- en elektriciteitsprijzen te voorspellen en we ook niet precies weten óf en zo ja, met welke maatregelen het kabinet huishoudens en bedrijven volgend jaar zal ondersteunen.
De Europese Centrale Bank trekt de teugels aan
Als antwoord op de hoge inflatie heeft de Europese Centrale Bank (ECB) het depositotarief in rap tempo opgetrokken naar 2,5 procent. Een verhoging van 0,5 procentpunt tijdens de volgende vergadering is al aangekondigd en verschillende gouverneurs van de nationale centrale banken lieten al doorschemeren dat het hier waarschijnlijk niet bij blijft. Deze renteverhogingen werken door in de tarieven die huishoudens en bedrijven betalen voor hun leningen (figuur 5).
De hogere rente speelt de economie naar verwachting gedurende een langere periode parten. Wijzigingen van het monetaire beleid werken vaak met vertraging door in allerlei economische processen, zoals bedrijfs- en overheidsinvesteringen, woningbouw, huizenverkopen en consumptie. Recente data laten wel zien dat het monetaire beleid al merkbaar begint te worden in de economie. Kredietverleners in Nederland geven in de Bank Lending Survey van de ECB in toenemende mate aan dat zij de vraag naar krediet van huishoudens en bedrijven zien afnemen (figuur 6). Ook geven ze aan dat de hogere rente daarbij een belangrijkere rol speelt. Financiële instellingen in de eurozone als geheel schetsen een vergelijkbaar beeld. Wanneer we kijken naar nieuw verstrekte kredieten, dan zien we vooralsnog alleen dat het totale bedrag aan verstrekte hypotheken terugloopt (figuur 6). Wellicht speelt mee dat de rente op hypotheken eerder opliep dan de rente op bedrijfsleningen en dat het sentiment onder bedrijven over het algemeen positiever is dan onder huizenkopers (figuur 6).
Op langere termijn zou de stijging van de rente kunnen zorgen voor meer bedrijfsdynamiek. Dit is belangrijk voor een gezonde economie. Goedkope financiering heeft namelijk verouderde, weinig winstgevende bedrijven overeind gehouden. Door de lage rente wisten afgelopen decennium zelfs verlieslatende ondernemingen geld op te halen bij financiers. Maar hogere rentes zorgen ervoor dat banken en investeerders kritischer worden, waardoor zwakke bedrijven zich moeten aanpassen of verdwijnen. Daarmee komt kapitaal en arbeid vrij voor bedrijven met meer perspectief. Op termijn is dit een opsteker voor de algehele arbeidsproductiviteit van de economie.
Werkloosheid
Ook op de arbeidsmarkt was te zien dat de Nederlandse economie robuuster blijkt dan we hadden verwacht: in tegenstelling tot onze vorige raming is de werkloosheid in de laatste maanden van 2022 juist verder gezakt en kwam zij afgelopen jaar gemiddeld uit op 3,5 procent. Het aandeel Nederlanders met betaald werk steeg intussen naar een nieuw record en is ook internationaal gezien hoog (zie figuur 7). We verwachten nog steeds dat het aantal faillissementen – nog altijd ontzettend gering – langzaam normaliseert waarmee ook de werkloosheid licht zal oplopen. Maar we gaan nu wel uit van een minder sterke stijging dan eerder voorzien, omdat de economische vooruitzichten licht zijn verbeterd. Voor dit jaar gaan we uit van een gemiddelde werkloosheid van 3,8 procent, voor 2024 van gemiddeld 4,1 procent. Ter vergelijking: in de voorgaande twintig jaar was de werkloosheid gemiddeld 6,0 procent.
Het blijft voor werkgevers komende jaren dus lastig om aan personeel te komen (zie ook: ‘Vergrijzing houdt arbeid naar verwachting schaars’). Op langere termijn zou deze arbeidsschaarste bedrijven kunnen aansporen meer te investeren in innovatie en arbeidsbesparende technologie zodat ze ondanks een tekort aan mensen toch kunnen voldoen aan de groeiende vraag naar hun producten en diensten. Dit zou een impuls kunnen zijn voor de arbeidsproductiviteit, die hard nodig is omdat veel werkenden komende jaren met pensioen gaan en de vergrijzing steeds meer druk zal leggen op de arbeidsmarkt. Nu al is bijna 16 procent van de werkende Nederlanders actief in de gezondheids- en welzijnszorg. Zeker in combinatie met de gestegen rentes dwingt het personeelstekort bedrijven om kritischer te kijken naar hun bedrijfsmodel.
Consumenten gaven meer uit dan verwacht
De consumptie van huishoudens groeide in het laatste kwartaal van 2022 met 0,9 procent kwartaal-op-kwartaal (k-o-k), flink meer dan verwacht. Huishoudens gaven met name meer uit aan diensten – zoals cultuur, recreatie, horeca en vervoer. Vermoedelijk gebruikten sommige huishoudens (een deel van) de onvoorwaardelijke energietoeslagen in november en december – 190 euro in beide maanden – niet om de gestegen energierekening mee te compenseren. Op jaarbasis daalde het energieverbruik van huishoudens flink in het laatste kwartaal van vorig jaar en onze transactiedata laten zien dat de energierekening minder hard is opgelopen dan je zou verwachten op basis van de geharmoniseerde consumentenprijsindex (figuur 8, verantwoording van de cijfers). Verder groeide het aantal werkenden en dus het aantal mensen met een inkomen boven verwachting hard in het laatste kwartaal van vorig jaar. Zo is het aandeel 45-plussers met betaald werk relatief hard gestegen, en mogelijk speelt ook de hoge arbeidsparticipatie onder Oekraïense vluchtelingen een rol.
We zijn vooruitkijkend ook positiever geworden over de private consumptie. Voor 2023 gaan we uit van een groei van 2,1 procent, waarbij een deel van deze groei wel komt door overloop[1] uit 2022. De meeste groei verwachten we in de eerste helft van 2023. Het inkomen van een grote groep Nederlanders steeg flink in de maand januari, vanwege hogere toeslagen en uitkeringen, indexatie van de pensioenen of doordat ze profiteerden van de flinke stijging van het minimumloon. De andere groep Nederlanders zal gedurende dit jaar hun inkomen zien stijgen door de oplopende loongroei. Bovendien lijkt het risico op (langdurige) werkloosheid door de krappe arbeidsmarkt momenteel gering. Een deel van de huishoudens heeft ook nog een berg coronaspaargeld waarmee ze hun consumptie op peil zouden kunnen houden.
Na een beter eerste half jaar groeit de consumptie in de tweede helft van 2023 en in 2024 wat minder hard. Voor 2024 gaan we met 0,7 procent uit van een lagere groei dan in 2023. De impuls van de steunmaatregelen zwakt gedurende dit jaar af, omdat de overheid voorlopig nauwelijks nieuwe steunmaatregelen neemt. In een recente Kamerbrief gaf het kabinet bovendien aan dat de steun voor 2024 soberder zal zijn. Onder aan de streep resteert voor veel huishoudens ondanks de genereuze overheidssteun en de oplopende loongroei een cumulatief koopkrachtverlies in 2022 en 2023. Als de overheidssteun wegvalt, drukt dit naar verwachting een stempel op de consumptie.
[1]Voor het groeicijfer op jaarbasis vergelijken we het gemiddelde niveau in 2023 met dat in 2022. Omdat de consumptie en investeringen in 2022 heel sterk zijn gegroeid, lagen de niveaus van deze bbp-componenten eind 2022 veel hoger dan gemiddeld over het hele jaar. Daarmee begint 2023 dus ook op een hoog niveau, waardoor zelfs een kleine toename van de consumptie en investeringen gedurende het jaar al tot een relatief hoog gemiddelde voor 2023 leidt. Ter illustratie: stel dat de consumptie in het eerste kwartaal van 2022 op 100 lag, in het tweede kwartaal op 200, in het derde kwartaal op 300 en in het laatste kwartaal op 400. Gemiddeld is de consumptie in 2022 dan 250. Zou de consumptie in elk van de kwartalen van 2023 op 400 blijven, dan is het jaargemiddelde – 400 – alsnog veel hoger dan het jaargemiddelde van 2022.
Tegenwind voor bedrijfsinvesteringen van gestegen rentes en kosten
Ook de bedrijfsinvesteringen presteerden in het laatste kwartaal van 2022 beter dan verwacht met een groei van vermoedelijk 0,4 procent (k-o-k)[2]. Bedrijven zijn al langere tijd een stuk optimistischer over de toekomst dan huishoudens (figuur 9). We verwachten dat de bedrijfsinvesteringen komend en volgend jaar doorgroeien met respectievelijk 2,6 en 0,8 procent. Voor deze bbp-component zorgt het overloopeffect1 ook voor een positiever beeld voor 2023 dan puur op basis van de kwartaal-op-kwartaalgroei in 2023.
De bedrijfsinvesteringen ondervinden de komende periode tegenwind van de oplopende bedrijfskosten. De recente flinke daling van de gas- en elektriciteitsprijzen zorgt voor wat lucht, maar dit neemt niet weg dat bedrijven zich moeten aanpassen aan structureel duurdere energie. Bovendien kijken politiek en werknemers bedrijven steeds meer aan voor loonsverhogingen. Door de gestegen rente is het voor bedrijven ook duurder om nieuwe financiering aan te trekken. Nieuwe investeringen waarvoor zij extra geld moeten lenen, komen hierdoor onder het vergrootglas te liggen en minder rendabele investeringen lopen dan het risico niet door te gaan. Bedrijven doen in vergelijking tot huishoudens in grotere mate een beroep op kortlopende financiering en leningen met een variabel tarief.
Desondanks verwachten we niet dat de bedrijfsinvesteringen een duikvlucht nemen. Bedrijven zijn voor de financiering van hun investeringen niet geheel afhankelijk van externe financiering en kunnen ook interen op hun eigen vermogen of winst inhouden. Bovendien hebben veel bedrijven te maken met grote uitdagingen die flinke investeringen vergen, zoals leveringszekerheid van energie en de transitie naar een groenere bedrijfsvoering. Investeringen die zorgen voor productiviteitswinsten kunnen, ondanks hogere financieringskosten, nog steeds rendabel zijn en een hoger rendement opleveren dan alternatieve investeringen, zoals sparen. Bedrijven die al tijden moeite hebben gehad met het werven van personeel kunnen ervoor kiezen om te investeren in arbeidsbesparende toepassingen. Zo kan de krapte op de arbeidsmarkt naast een beperkende factor voor de groei ook een bron zijn van opwaarts potentieel.
[2]Totale investeringen exclusief woninginvesteringen groeiden met 0,4 procent k-o-k in het vierde kwartaal. Deze investeringen bestaan voor 80 procent uit bedrijfsinvesteringen.
Overheidsbestedingen
In tegenstelling tot die van huishoudens en bedrijven steeg de overheidsconsumptie in het laatste kwartaal van 2022 juist wat minder hard dan verwacht. Daarmee nam de overheidsconsumptie in heel 2022 met 0,3 procent toe, na afgelopen jaren juist sterk te zijn gegroeid door extra uitgaven tijdens de coronapandemie. De overheidsinvesteringen (denk aan uitgaven aan onder meer water-, spoor- en autowegen) stonden tijdens de pandemie juist sterk onder druk en daalden ook in 2022 verder, naar schatting met 4,4 procent.
Wel lijken de overheidsinvesteringen sinds de zomer weer te herstellen, een trend die naar verwachting doorzet omdat het kabinet komende jaren meer wil investeren in onder meer infrastructuur. We verwachten daarom dat de overheidsinvesteringen dit jaar met 2,9 procent groeien en in 2024 met 2,8 procent. Kabinet-Rutte IV wil bovendien flink meer uitgeven aan bijvoorbeeld zorg en defensie, waardoor we er ook van uitgaan dat de overheidsconsumptie harder zal stijgen. Voor dit jaar gaan we uit van een groei van 1,9 procent; voor 2024 verwachten we een plus van 2,7 procent.
Dit en vooral volgend jaar dragen de overheidsbestedingen naar verwachting dan ook sterk bij aan de economische groei in Nederland (zie figuur 3). Financieel gezien is er ruimte voor (verantwoorde) overheidsinvesteringen. In het derde kwartaal bedroeg de Nederlandse staatsschuld weliswaar bijna 451 miljard euro, ruim 50 miljard euro meer dan in 2019, het jaar vóór de coronapandemie. Maar uitgedrukt als percentage van het bruto binnenlands product komt de staatsschuld uit op 49 procent, waarmee de schuldratio terug is op het niveau van 2019 (zie figuur 10). Dat komt doordat de Nederlandse economie door de sterke groei van de voorbije jaren en de hoge inflatie van afgelopen jaar in nominale termen maar liefst 130 miljard euro groter is dan in 2019.
Bij onze verwachtingen voor de overheidsbestedingen houden we al rekening met zogeheten ‘onderuitputting’. Los van de pandemie-uitgaven lukt het de Nederlandse overheid namelijk al langer niet om zo veel uit te geven als gepland, onder meer vanwege krapte op de arbeidsmarkt. Zo ging het Centraal Planbureau in haar Macro Economische Verkenning (MEV) 2022, met daarin de plannen van Prinsjesdag 2021, nog uit van een groei van de overheidsconsumptie van 1,5 procent. Dat werd in 2022 uiteindelijk 0,3 procent. De Prinsjesdagplannen voor 2023 betekent volgens de MEV 2023 een plus van 3,2 procent voor de overheidsconsumptie, maar wij houden in onze eigen raming al rekening met een substantieel lagere plus van 1,9 procent.
Het personeelstekort is daarmee een belangrijk neerwaarts risico voor de overheidsbestedingen. Komende jaren loopt de werkloosheid naar verwachting slechts beperkt op, waardoor de zorg of het onderwijs uitbreiden gemakkelijker gezegd is dan gedaan. Voor specifiek infrastructuur- en verduurzamingsprojecten blijft het slepende stikstofdossier bovendien een sta-in-de-weg. Tot slot zullen de gestegen rentes ook zwaarder drukken op de staatsfinanciën, waardoor er mogelijk minder ruimte overblijft voor uitgaven en investeringen dan aanvankelijk door het kabinet gepland.
Inzakkende nieuwbouw remt economische groei
In 2021 zijn relatief veel bouwvergunningen verleend, waardoor afgelopen jaar het grootste aantal huizen sinds 2009 is opgeleverd: ruim 74.000 (zie figuur 11). Deze kleine opleving van de woningbouw heeft in 2022 bijgedragen aan een lichte stijging van de woninginvesteringen, de opstelsom van onder meer woningnieuwbouw en -verbouw.
De opleving is helaas wel van korte duur, want in 2022 is het aantal verleende bouwvergunningen alweer sterk ingezakt door locatie-twisten, stikstofperikelen, gestegen rentes en de daarop volgende dalende huizenprijzen. Vooral in de tweede helft van het jaar ging het hard: het aantal verstrekte vergunningen dook in de laatste drie maanden van 2022 bijna 30 procent (jaar-op-jaar) omlaag. Dit en vooral volgend jaar komen er naar verwachting dan ook veel minder huizen bij.
We gaan er daarom van uit dat de post woninginvesteringen flink gaat krimpen en dat dit de economische groei in Nederland remt. We voorzien een min van 2,3 procent dit jaar, gevolgd door een verdere daling van de woninginvesteringen met 7,6 procent in 2024. Verder stijgende of langer hoog blijvende (hypotheek)rentes zijn een duidelijk neerwaarts risico voor de huizenprijzen en daarmee de woningbouw, zeker gezien de hardnekkig hoge inflatie. Een sneller dan verwachte daling van de inflatie en daarmee de (hypotheek)rentes kan juist een sneller herstel van de woningbouw betekenen. Dat geldt ook voor eventuele kabinetsplannen, bijvoorbeeld om woningcorporaties meer financiële en juridische armslag te geven om huizen te bouwen en te verduurzamen.
Handelsoverschot sterk gegroeid
Consumenten hebben in het laatste kwartaal van 2022 flink meer uitgegeven dan we eind vorig jaar hadden verwacht. Ook bedrijven hebben meer geïnvesteerd dan voorzien. In de laatste drie maanden van het jaar heeft dat voor een flinke stijging van de import uit het buitenland gezorgd. Tegelijkertijd is ook de export flink gegroeid in de laatste drie maanden van het jaar, want ook buitenlandse bedrijven en consumenten bleken hun hand minder ferm op de knip te houden dan eerder verwacht. Dit heeft de vraag naar Nederlandse goederen en diensten verder opgestuwd. Per saldo is het Nederlandse handelsoverschot met het buitenland daardoor in 2022 sterk gegroeid (zie figuur 12). Net als in 2021 was deze post goed voor bijna 30 procent van de economische groei. Ook in het jaarcijfer voor 2023 zal de handel met het buitenland naar verwachting sterk bijdragen aan de economische groei, maar dat is voor een belangrijk deel dat door overloop1 uit 2022. De groeiende uitgaven van Nederlandse huishoudens en bedrijven leiden dit en volgend jaar naar verwachting namelijk juist voor een sterkere groei van de import dan export. Onder meer omdat het Nederlandse bedrijfsleven de vraag uit binnen- en buitenland vermoedelijk amper kan bijbenen door de krappe arbeidsmarkt. In 2024 komt dat naar uiting in stagnatie van het (historisch nog altijd zeer grote) handelsoverschot.