Inhoudsopgave
Dit artikel is onderdeel van:
Economisch Kwartaalbericht juni 2021Update
Grote regionale verschillen in economisch herstel
In alle Nederlandse regio’s herstelt de economie van de coronacrisis, maar de mate waarin verschilt behoorlijk. De regio’s met een industriële en technologische specialisatie zoals Zuidoost-Brabant, Zuid-Limburg, Zuidwest-Overijssel en Delft en Westland groeien waarschijnlijk het hardst. De grootstedelijke regio’s Groot-Amsterdam, Utrecht en Groot-Rijnmond dragen echter vanwege hun omvang het meeste bij aan de landelijke groei. In een aantal regio’s aan de randen van het land pakt de groei naar verwachting wat lager uit.
De Nederlandse economie herstelt dit jaar sterk van de coronacrisis. Het vaccinatietempo is flink opgeschroefd, de besmettingsaantallen en ziekenhuisopnames nemen vlot af en de overheid bouwt de coronamaatregelen stap voor stap af. Alle seinen voor een krachtig herstel staan daarmee op groen. Wij verwachten daarom een groei van 3,8 procent in 2021. Daarvan uitgaande heeft de Nederlandse economie haar verliezen van de coronacrisis in het derde kwartaal van dit jaar weer goedgemaakt, een kwartaal eerder dan wij afgelopen maart verwachtten.
Grote sectorale groeiverschillen
De weg naar herstel verschilt sterk per sector. De transportsector, de industrie, de horeca en de zorg groeien dit jaar waarschijnlijk bovengemiddeld. Het onderwijs, de agrarische sector en de specialistische dienstverlening groeien mondjesmaat en voor de bouw verwachten we zelfs een krimp. Vanwege deze grote sectorale groeiverschillen en specifieke regionale kenmerken verwachten we dit jaar ook grote regionale groeiverschillen.
Sterke groeiers hadden minder last van de lockdown
De economie groeit dit jaar waarschijnlijk in elke regio, maar de variatie is zeer groot: van 4,8 procent in Zuidwest-Overijssel tot 1,8 procent in Overig Groningen. Door het dichtdraaien van de gaskraan staat Overig Groningen al tijden laag op de ranglijst. Dat is nu niet anders, maar door de betere economische vooruitzichten verwachten we dat de groei van andere economische activiteiten de lagere gaswinning dit jaar compenseert. Lieten we de gaswinning buiten beschouwing, dan zou de economische groeiverwachting voor Overig Groningen ongeveer gemiddeld zijn.
Drie regio’s met een hoge verwachte groei zijn de industriegebieden Zuidwest-Overijssel, Zuid-Limburg en Zuidoost-Brabant. De industrie groeit dit jaar hard en dat helpt deze regio’s. Zuidoost-Brabant (Brainport Eindhoven) heeft daarnaast een gunstig vestigingsklimaat, oftewel gunstige regionale omstandigheden voor bedrijven om te groeien. Voor de crisis liet de regio zien harder te groeien dan op grond van enkel de sectorstructuur kon worden verwacht. Dat voordeel gebruikt de regio waarschijnlijk ook in dit hersteljaar.
Minder hinder van lockdown
Twee andere regio’s met een hoge groei zijn Agglomeratie Haarlem en Delft en Westland. De kustgebieden zullen de komende zomer waarschijnlijk profiteren van de opleving van de horeca en de recreatieve sector. In het Westland speelt mogelijk ook mee dat de uitzendbureaus daar minder hinder ondervonden van de lockdown omdat zij sterk zijn gericht op de tuinbouw.
In elk van de vijf genoemde gebieden met een hoge groei, maar vooral in Zuidwest-Overijssel, Agglomeratie Haarlem en Delft en Westland, zien we dat de negatieve impact van de coronamaatregelen op de getroffen sectoren in de afgelopen vijf maanden relatief meeviel. Ja, ook daar kregen de horeca en de cultuursector een knauw, maar deze was kleiner dan in de meeste andere regio’s. Deze sectoren kunnen hier waarschijnlijk sneller herstellen in de zomer.
Groot-Amsterdam, Utrecht en Groot-Rijnmond grootste bijdragers
Aangezien alle regio’s dit jaar waarschijnlijk groeien, hebben zij ook allemaal een positieve bijdrage aan de totale groei in Nederland. Maar omdat niet alleen het groeipercentage, maar ook de economische omvang van gebieden drastisch verschilt, heeft de ene regio een veel grotere bijdrage dan de andere. Ter illustratie: het bruto regionaal product van de regio met de grootste economie (Groot-Amsterdam) is 76 keer zo groot als dat van de kleinste (Delfzijl en omgeving). Groot-Amsterdam behoort ondanks een zeer gunstig vestigingsklimaat niet tot de regio’s met de allersterkste groeiverwachting, vooral doordat de regio in de eerste vijf maanden van het jaar bovenmatig last had van de lockdown. Maar door zijn omvang heeft het gebied een bijdrage van maar liefst 17 procent in de totale landelijke groei. Utrecht, Groot-Rijnmond en Zuidoost-Brabant volgen met een bijdrage van 10 en 8 en 6 procent.
Lagere groei in het noorden en aan de kust
Regio’s met een lagere prognose zijn onder meer IJmond, Oost-Groningen en Zeeuws-Vlaanderen. Ook dit zijn industriegebieden, dus met een relatief gunstige economische structuur. Door een minder gunstig ondernemingsklimaat maakten zij die verwachting in de jaren voor de crisis echter niet waar. Als we daar rekening mee houden, beperkt dat de prognose in die gebieden behoorlijk. Dit geldt ook voor Noord-Friesland, Noordoost-Brabant, Zaanstreek, Kop van Noord-Holland, Zuidwest-Drenthe en Alkmaar en omgeving. De groei is daar over het algemeen lager dan je op grond van de economische structuur zou verwachten.
Wat verklaart de regionale groeiverschillen?
De regionale verschillen in economische groei waren in de afgelopen decennia groot. Dit is deels toe te schrijven aan verschillen in de economische structuur. Gebieden met grote groeisectoren hadden een beter uitgangspunt voor groei dan gebieden met veel bedrijven in sectoren die krimpen of minder hard groeien. Dit wordt het sectoreffect genoemd. Regionale groei blijkt echter nog meer af te hangen van specifieke regionale omstandigheden. Voorbeelden zijn de voordelen die bedrijven ontlenen aan de nabijheid van kennisinstellingen, de kwaliteit van de beroepsbevolking, het gunstige leefklimaat en een goede bereikbaarheid. Andersom, als deze zaken niet op orde zijn, kunnen ze de groei van de regio remmen. Het effect van deze regionale omstandigheden op de economie is het zogeheten regio-effect.
In de regionale prognoses houden we met beide effecten rekening. Het sectoreffect berekenen we aan de hand van onze sectorprognoses en de economische structuur van regio’s. Het regio-effect schatten we op basis van de gerealiseerde economische groeicijfers tussen 2014 en 2018. We gaan ervan uit dat regio’s met een gunstig regio-effect in die periode dit jaar sneller zullen herstellen. Ze hebben immers gebleken gunstige regionale omstandigheden voor groei.
Transactiedata
Omdat een deel van de economie dit jaar nog niet kon herstellen, maken we additioneel gebruik van transactiedata om in te schatten in welke mate regio’s in de eerste vijf maanden van het jaar last hadden van de coronamaatregelen. We kijken daarbij specifiek naar de sectoren horeca, overige dienstverlening (waaronder uitzendbureaus en reisbureaus) en de sector vrije tijd en cultuur (de sectoren die in die periode echt nog op slot zaten).
Ook belangrijk om te vermelden is dat binnen een sector verschillen tussen deelsectoren schuil kunnen gaan. Het gaat dan om specifieke branches of grote bedrijven met een bepaald specialisme. In onze prognoses houden we daar niet specifiek rekening mee. Wel zitten deze effecten voor een belangrijk deel in het regio-effect.