Inhoudsopgave
Dit artikel is onderdeel van:
Economisch Kwartaalbericht maart 2022Update
Economische groei in Nederland zwakt naar verwachting af door oorlog in Oekraïne
De oorlog in de Oekraïne leidt naar verwachting tot sterk oplopende prijzen en belemmeringen in de buitenlandse handel, waardoor de economische groei dit jaar lager uitvalt.
In het kort
Terwijl Nederland klaar stond om de meeste coronamaatregelen los te laten, viel Rusland Oekraïne binnen. Hoewel het verbleekt bij waar mensen in Oekraïne mee te maken hebben, raakt dit naar verwachting ook de Nederlandse economie. Deze was afgelopen jaar juist opvallend snel hersteld van de coronacrisis. Het bruto binnenlands product kwam eind 2021 alweer ruim boven het niveau uit van dat vóór deze crisis (zie figuur 1), terwijl het aandeel Nederlanders met betaald werk tot recordhoogte steeg. Over 2022 waren we – ondanks toenemende zorgen over de snel oplopende inflatie – bovendien gematigd positief. Maar inmiddels is de economische situatie dus opnieuw onzeker. Door de oorlog in Oekraïne en de sancties tegen Rusland zullen prijzen voor consumenten en producenten vermoedelijk nog verder oplopen. Daarnaast heeft de buitenlandse handel te lijden onder de economische sancties. Onzekerheid over het verloop van de oorlog vergroot daarnaast de kans dat burgers en bedrijven de hand op de knip houden.
Voor 2022 gaan we daarom uit van een hogere inflatie en een lagere economische groei (zie tabel 1). We verwachten dat de economie eind dit jaar slechts 0,7 procent groter zal zijn dan eind 2021, waarbij vooral de huishouduitgaven de groei dragen. Door een sterke ‘overloop’[1] zal de economische activiteit dit jaar gemiddeld 3,1 procent hoger uitvallen dan in 2021. Voor 2023 voorzien we dat de economische groei weer iets aantrekt en gemiddeld uitkomt op 1,2 procent. In beide jaren zal de werkloosheid naar verwachting onder de 4 procent blijven.
[1] Voor het jaarcijfer van economische groei wordt het gemiddelde niveau van de economische activiteit in 2022 vergeleken met dat in 2021. Omdat de economie in 2021 heel sterk is gegroeid, lag het niveau van de economische activiteit eind 2021 veel hoger dan gemiddeld over het hele jaar. Daarmee begint 2022 dus ook op een hoog niveau, waardoor zelfs een kleine toename van de economische activiteit gedurende het jaar al tot een relatief hoog gemiddelde voor 2022 leidt. Ter illustratie: stel dat de economische activiteit in het eerste kwartaal van 2021 op 100 lag, in het tweede kwartaal op 200, derde kwartaal op 300 en in het laatste kwartaal op 400. Gemiddeld is de activiteit in 2021 dan 250. Zou de economische activiteit in elk van de kwartalen van 2022 op 400 blijven, dan is het jaargemiddelde – 400 – alsnog veel hoger dan het jaargemiddelde van 2021.
Uitgangspunten
Stijgende prijzen zetten consumptie en bedrijfsinvesteringen onder druk
In tegenstelling tot de economie als geheel lagen de uitgaven van consumenten en de investeringen van bedrijven eind 2021 nog onder pre-crisisniveau. We verwachten dat deze posten zich dit jaar verder zullen herstellen. Onder meer omdat de lage werkloosheid – in januari 3,6 procent – een opsteker is voor de consumentenbestedingen. Tegelijkertijd kan deze lage werkloosheid bedrijven ertoe aanzetten om te investeren zodat ze minder last hebben van personeelstekorten en aan de vraag kunnen voldoen. Daar staat wel tegenover dat dezelfde personeelstekorten en problemen in aanvoerketens een rem kunnen zetten op de mogelijkheid om daadwerkelijk te consumeren en te investeren. Nu al kennen veel producten lange levertijden.
Ook de hoge inflatie kan de plannen van bedrijven en burgers doorkruisen. Afgelopen halfjaar zijn de prijzen die zij moeten betalen hard opgelopen, en door de Russisch-Oekraïense oorlog verwachten we dat deze verder oplopen en langer hoog blijven. Voor 2022 gaan we uit van een gemiddelde inflatie van liefst 5,5 procent, gevolgd door nog eens 2,9 procent in 2023 (meer over de inflatie in deze publicatie). Stijgende inputprijzen tasten de winstgevendheid van bedrijven aan, en dus hun ruimte om te investeren en/of de lonen te verhogen. Inflatie holt ook de koopkracht van consumenten uit, waardoor zij minder te besteden hebben (zie figuur 3). De angst en economische onzekerheid die de oorlog en hogere grondstoffenprijzen met zich meebrengen, kan de koop- en investeringsbereidheid van particulieren en bedrijven bovendien behoorlijk aantasten.
Onder de streep gaan we ervan uit dat consumenten – goed voor ruim 40 procent van de bestedingen in de economie – dit jaar 4,9 procent meer zullen uitgeven dan in 2021. Het leeuwendeel daarvan is overloop uit 2021, maar desondanks wordt huishoudconsumptie dit jaar vermoedelijk de belangrijkste aanjager van de economische groei (zie figuur 3). Voor 2023 verwachten we dat de consumptietoename licht afzwakt en dat de bestedingen van huishoudens gemiddeld 0,9 procent hoger uitkomen. Van de bedrijfsinvesteringen verwachten we dit jaar een toename van 5,1 procent, gevolgd door 1,1 procent in 2023.
Een neerwaarts risico voor allebei is een nog hogere stijging van de prijzen dan we nu voorzien, of zelfs tekorten van olie, gas en andere grondstoffen. Bijvoorbeeld door strengere sancties tegen of vanuit Rusland of een aanhoudende verstoring van internationale toeleveringsketens (zie box 1). Het land is een betrekkelijk kleine handelspartner voor Nederland (zie figuur 5), maar voor sommige grondstoffen en voedingsmiddelen – zoals olie, gas, graan en bepaalde metalen – wel (een van) de belangrijkste leveranciers. Het zijn bovendien goederen die vrijwel elke consument en producent nodig heeft.
Een opwaarts risico is dat de overheid huishoudens mogelijk (extra) zal compenseren voor de sterk opgelopen energieprijzen. Waar we op dit moment ook geen rekening mee houden, is dat toenemende migratie vanuit Oekraïne het personeelstekort in West-Europa op langere termijn wellicht iets kan verlichten, hoe cru ook. Verder kan het naar voren halen van investeringen in verduurzaming een aanjager zijn voor de economie, afhankelijk van de beschikbaarheid van mensen en materiaal.
Overheid wil fors meer uitgeven, timing daarvan ongewis
Tijdens de coronacrisis groeide de rol van de overheid in de economie, en het nieuwe kabinet is voornemens om blijvend meer uit te geven en te investeren. Het is lastig in te schatten wat de precieze timing hiervan wordt, onder meer vanwege personeelstekorten en probleemdossiers als stikstof en de vermogensbelasting. Voorlopig gaan we ervan uit dat de overheidsconsumptie dit jaar met 1,9 procent stijgt, met een verdere toename van 1,3 procent in 2023. Voor de overheidsinvesteringen – een kleinere post waar zo’n 3,5 procent van de bestedingen in de economie vandaan komen – gaan we zelfs uit van een toename van 4,0 procent dit jaar en 11,4 procent volgend jaar.
Een neerwaarts risico hierbij is dat de timing procyclisch uitpakt, wat de al hoge inflatie nog verder aanjaagt. Ook bestaat een risico dat (extra) uitgaven en investeringen in bijvoorbeeld onderwijs en infrastructuur stuklopen op een gebrek aan personeel en materiaal. Dit was ook het geval vóór de coronacrisis, toen de overheid kwartalen lang minder uitgaf dan gepland. Dit lot kan ook de defensiesector beschoren zijn, ondanks geluiden om hieraan meer uit te geven.
Import groeit naar verwachting sneller dan export
De handel met andere landen was afgelopen jaar de motor achter het economische herstel. Achterblijvende huishoudconsumptie en bedrijfsinvesteringen remden namelijk de invoer, terwijl de uitvoer naar andere landen een vlucht nam. Vermoedelijk mede door de sterk gestegen buitenlandse vraag naar producten uit de Nederlandse elektronische en machine-industrie (zie figuur 4). Voor dit jaar verwachten we juist dat de handel met andere landen amper bijdraagt aan de verdere groei, en er volgend jaar zelfs iets van afsnoept. De import groeit door het herstel van de consumptie en de investeringen harder dan de export. Die heeft direct te lijden onder de economische sancties tegen Rusland, en indirect last van de groeivertraging bij belangrijke handelspartners. Zo zijn door de oorlog ook de economische vooruitzichten voor de rest van Europa verslechterd, terwijl het continent direct of indirect goed is voor ruim 60 procent van de wereldwijde vraag naar Nederlandse spullen (zie figuur 6).
Een duidelijk neerwaarts risico voor de handel met andere landen is een verdere escalatie van de oorlog, aangezien deze nog meer druk kan zetten op mondiale aanvoerketens. De plannen van verschillende Europese landen, met name die van Duitsland, om veel meer uit te geven aan defensie kunnen een opsteker zijn voor de export omdat een klein deel van de Nederlandse industrie defensiemateriaal maakt. Natuurlijk kunnen ook de importen toenemen, afhankelijk van de precieze plannen die Nederland zelf heeft voor de defensiesector.
Box 1: Wat als Rusland lange tijd wordt geboycot?
Ondanks de economische sancties heeft Rusland zijn oorlog tegen Oekraïne nog niet gestaakt. Op het moment van schrijven wordt daarom wereldwijd nagedacht over strengere sancties. Ook hebben veel internationale bedrijven, transporteurs en banken activiteiten die gerelateerd zijn aan de Russische olie- en gassector op vrijwillige basis gestaakt, wat feitelijk dezelfde impact heeft als handelssancties. Een eerdere berekening laat zien dat zulke zwaardere maatregelen Nederland komende twee jaar zelfs rond de 2 procent aan economische groei kunnen kosten ten opzichte van een situatie zonder oorlog. Het zou namelijk betekenen dat de handel met Rusland en Oekraïne nog sterker terugvalt, en dat de prijzen van olie, gas, graan en andere grondstoffen nog verder zullen stijgen en langjarig hoog zullen blijven. Hierbij gaan we uit van een gemiddelde consumentenprijsinflatie van 7,5 procent in 2022 en 5,0 procent in 2023.
Dit raakt als eerste de bedrijfsinvesteringen en de huishoudconsumptie (zie tabel 2). Producenten houden in dit scenario immers minder geld over om te investeren, terwijl consumenten minder geld overhouden om te consumeren. Daarnaast zorgt de toegenomen onzekerheid voor oplopende risicopremies, waardoor de bedrijfsinvesteringen nog verder onder druk komen te staan. Ook de handel met het buitenland krijgt hierdoor naar verwachting een knauw, onder meer doordat consumenten en bedrijven in andere landen (noodgedwongen) de hand op de knip houden waardoor de vraag naar Nederlandse goederen en diensten afneemt.
Onder de streep betekent het naar verwachting dat de Nederlandse economie komende kwartalen zal stagneren en in het derde kwartaal zelfs wat zal krimpen. Hierdoor komt de economische activiteit in het laatste kwartaal van dit jaar iets onder het niveau van eind 2021. Door een sterke overloop (zie voetnoot 1) uit 2021 komt het gemiddelde jaarcijfer nog wel uit op 2,6 procent. Voor 2023 voorzien we een licht herstel, met een gemiddelde jaarlijkse economische groei van 0,4 procent. Ook in dit geval gelden natuurlijk de eerder beschreven neerwaartse en opwaartse risico’s.