Inhoudsopgave
Dit artikel is onderdeel van:
Sectorvisies voor de agrofood: hoe kan de sector er in 2040 uitzien?Opinie
Nederlandse pluimveehouderij in 2040: nog meer aandacht voor dierenwelzijn
Hoe kan de pluimveesector er in 2040 uit zien? Rabobank verkent in een serie artikelen wat nodig is voor het behoud van een internationaal toonaangevend en concurrerende agrofoodsector, die produceert binnen de grenzen van klimaat en natuur. In dit artikel schetsen we ons beeld voor de pluimvee in 2040.
In het kort
Productie daalt licht
De consumptie van eieren en pluimveevlees groeit gestaag. Maar doordat de export afneemt en de eisen aan welzijn en ammoniakemissie toenemen, is de productie in 2040 wat lager. Door certificering en duurzame ketenafspraken blijft de prijs goed.
Verdere vermindering van de milieubelasting
In 2040 heeft de pluimveesector de emissies van ammoniak en fijnstof verder verlaagd door een combinatie van nieuwe emissiebeperkende technieken en krimp van de productie met pakweg een kwart. Die laatste wordt veroorzaakt door een afgenomen export en een lagere stalbezetting uit welzijnsoogpunt. De sector is geheel energieneutraal (voor de opwekking van warmte wordt geen biomassa meer verbrand); veel bedrijven zijn zelfs netto-energieleverancier. De mestafzet is circulair: mest wordt geruild tegen eiwitrijke grondstoffen die niet geschikt zijn voor humane consumptie.
“De pluimveehouderij produceert sterker dan nu voor de Nederlandse of Europese markt.”
Dierenwelzijn verder verbeterd
Nieuwe stallen hebben veelal een overdekte uitloop. Kooibedrijven zijn in Nederland niet meer aanwezig. Het antibioticagebruik is nog verder afgenomen en daarmee zeer beperkt. Vaccinatie tegen vogelgriep is al langere tijd standaard, waardoor kippen vrij buiten kunnen lopen. De maatschappelijke wens om legkippen meer ruimte te geven heeft geleid tot een groter volumeaandeel van vrije uitloop en biologische eieren. De pluimveehouderij produceert sterker dan nu voor de Nederlandse of Europese markt (met name Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en België).
Minder, maar grotere bedrijven
Het aantal dieren is gekrompen ten opzichte van 2023: 20% minder leghennen en 30% minder vleeskuikens. Het aantal bedrijven is met meer dan de helft afgenomen (bron: Agrimatie, CBS, PBL, Rabobank, 2023). Tegelijkertijd neemt de omvang van bedrijven met bijna een kwart toe: meer ondernemers houden dieren op verschillende locaties. De leghennenhouderij blijft net als nu geconcentreerd op de zandgronden in het midden, zuiden en oosten van Nederland (Gelderland, Noord-Limburg, Noord-Brabant). Maar doordat ongeveer 10% van de bedrijven nabij een Natura 2000-gebied ligt, vindt hier een drastische herstructurering plaats. De vleeskuikenhouderij is en blijft meer verspreid door Nederland.
“In vraaggestuurde ketens betalen consumenten de meerkosten die boeren maken om klimaat-, natuur- en dierwelzijnsdoelen te halen.”
Lagere export, duurzame ketenafspraken
Om de specifieke marktvraag in Nederland en de ons omringende landen te bedienen is er een sterke ketenregie in de deelsectoren. Via deze regie vindt de afstemming in vraag en aanbod plaats, worden ketenprogramma’s opgezet en uitgevoerd en is het rendement in alle schakels van de keten op orde. In vraaggestuurde ketens betalen consumenten de meerkosten die boeren maken om klimaat-, natuur- en dierwelzijnsdoelen te halen.
Meer sectoren
Dit artikel is onderdeel van: Sectorvisies voor de agrofood: hoe kan de sector er in 2040 uitzien? In deze serie artikelen verkennen we de volgende sectoren: