Update
Kwartaalupdate: koopkrachtherstel laat Nederlandse economie in 2025 en 2026 groeien, en draagt bij aan hogere brede welvaart
De Nederlandse economie groeit in 2025 en 2026 naar verwachting gestaag. Consumenten dragen daar sterk aan bij, doordat ze waarschijnlijk meer uitgeven naarmate hun koopkracht verder herstelt. Ook de overheid stuwt de economische activiteit op door extra investeringen in onder meer defensie.
In het kort
Na twee tumultueuze jaren waarin de economische activiteit in Nederland terugliep, veerde het bruto binnenlands product in het voorjaar en de zomer weer op. Voor dit jaar verwachten we daarom dat het bbp 0,9 procent hoger uitvalt dan in 2023. Komende twee jaar voorzien we dat de Nederlandse economie gestaag verder groeit, met een plus van 1,7% in 2025 en 1,3% in 2026. De stijgende huishoudconsumptie en de groeiende overheidsuitgaven dragen daar het sterkst aan bij. Huishoudens profiteren van de lage werkloosheid en stijgende koopkracht, terwijl de overheidsuitgaven toenemen door onder meer stijgende zorguitgaven en investeringen in defensie en infrastructuur. Voor komende jaren verwachten we dat de toename van de koopkracht ook positief bijdraagt aan de brede welvaart in Nederland.
Huishoudens geven naar verwachting meer uit
Consumenten zullen in 2025 en 2026 naar verwachting 2,2% en 2,1% meer uitgeven dan in 2024. Omdat hun bestedingen samen goed zijn voor meer dan 40% van de economie, draagt hun aanzwellende vraag naar spullen en diensten sterk bij aan de totale economische groei in beide jaren (zie figuur 1). Die vraag wordt vooral gedreven doordat de lonen harder stijgen dan de prijzen, waardoor huishoudens hun koopkracht zien verbeteren. Afgelopen jaren kreeg de koopkracht nog een knauw doordat de cao-lonen achterbleven bij de inflatie. Maar inmiddels is die trend gekeerd, en dat houdt komende twee jaar naar verwachting aan (zie figuur 2). Zo ramen we een cao-loonstijging van 5,9% voor 2025, gevolgd door een plus van 4,8% in 2026. De inflatie komt naar verwachting uit op 3,0% in 2025 en 2,9% in 2026.
Bovendien blijft er veel werkgelegenheid in Nederland, ondanks een lichte geraamde toename van de werkloosheid van gemiddeld 3,7% dit jaar naar 4,0% in 2026 door het oplopende aantal faillissementen. Voorts zijn consumenten ook weer positiever over zowel hun huidige als hun toekomstige financiën (zie figuur 3). Net als de stijgende koopkracht en de hoge werkgelegenheid draagt dit de komende tijd naar verwachting bij aan hogere consumentenbestedingen.
De inflatie blijft de komende jaren relatief hoog. Dit komt onder meer doordat de inflatie in Nederland een stuk hoger is dan in de rest van de eurozone. De gemiddelde inflatie in het muntgebied is alweer in lijn met de doelstelling van de Europese Centrale Bank (ECB), waardoor deze geneigd zal zijn de beleidsrentes verder te verlagen. Dat maakt het lastiger om de Nederlandse inflatie te beteugelen. Daarnaast zorgt de zwakkere euro ten opzichte van de Amerikaanse dollar voor importinflatie in Europa, wat dus ook in Nederland voor opwaartse prijsdruk zorgt. Dat geldt eveneens voor de stijgende prijzen van internationale handel die naar verwachting volgen uit de handelsbeperkingen die Donald Trump in zijn tweede termijn als president van de Verenigde Staten zal invoeren (zie ook: ‘Trump versus Harris: de impact van de Amerikaanse verkiezingsuitslag op de Nederlandse economie’).
Bestelauto’s stuwen bedrijfsinvesteringen nu, maar zorgen voor dip in 2025
Somberheid over de toekomst en sterk gestegen rentes droegen het afgelopen jaar bij aan een afname van de bedrijfsinvesteringen. Maar de rentes zijn inmiddels iets teruggelopen (zie figuur 4), terwijl het pessimisme over de toekomst wat is weggezakt. Dit biedt zowel meer perspectief als meer financiële ruimte om te investeren. De voortdurende arbeidsmarktkrapte kan bovendien een impuls zijn om te investeren in software en machines die bedrijven in staat stellen, ondanks schaars personeel, te kunnen voldoen aan de toenemende binnen- en buitenlandse vraag. We verwachten daarom dat de bedrijfsinvesteringen vanaf medio 2025 weer voorzichtig toenemen.
Toch begint 2025 naar verwachting met een stevige krimp van de bedrijfsinvesteringen. Veel ondernemers hebben de aanschaf van bestelauto’s naar voren gehaald, omdat de bpm-vrijstelling voor bestelauto’s met brandstofmotor komend jaar vervalt. Dit leidt vermoedelijk tot een flinke verkoopdip in 2025, wat een grote stempel drukt op de bedrijfsinvesteringen in de eerste helft van dat jaar. Gemiddeld vallen de bedrijfsinvesteringen daardoor 2,4% lager uit dan in 2024. In 2026 liggen de bedrijfsinvesteringen naar verwachting gemiddeld 1,1% hoger dan in 2025.
Groeiende vraag naar nieuwbouw leidt tot meer woninginvesteringen
De gestegen rentes en een kortstondige huizenprijsdaling in 2022 hebben bijgedragen aan een neergang in het aantal afgegeven bouwvergunningen en in het kielzog daarvan een dip in de woninginvesteringen – de optelsom van onder meer woningnieuwbouw en verbouw van bestaande huizen. Deze kleine bestedingenpost, doorgaans goed voor zo’n 5% van de economie, zette daarmee een (kleine) rem op de economische activiteit. Maar nu de rentevrees rondom nieuwbouw lijkt te zijn bedaard, stijgt het aantal nieuwe huizen in aanbouw alweer enige kwartalen (zie figuur 5). Dat heeft vermoedelijk bijgedragen aan het voorzichtige herstel van de woninginvesteringen in de afgelopen kwartalen. Ook het toegenomen aantal woningverkopen kan daarvoor een impuls zijn geweest. Een wisseling van eigenaar is immers vaak een moment waarop een huis wordt verbouwd. Het herstel van de woninginvesteringen zet komende kwartalen naar verwachting door met zowel in 2025 als in 2026 een beperkte groei van 1,0%. Minder investeringen in bestaande huizen als gevolg van een geraamde verkoopdaling remmen het herstel iets. Ook de beleidsonzekerheid rondom verduurzaming drukt de investeringen in bestaande huizen.
Flinke plus overheidsuitgaven voorzien
De overheidsconsumptie en -investeringen, samen goed voor zo’n 28% van de economie, groeien naar verwachting sterk in 2025 en 2026. Voor de overheidsconsumptie ramen we een plus van 1,6% in 2025 en 1,7% in 2026. Denk aan de inzet van ambtenaren, defensiepersoneel, leraren en zorgmedewerkers. Zo neemt de vraag naar zorg toe door de vergrijzing. Voor de overheidsinvesteringen, bijvoorbeeld in infrastructuur en defensiematerieel, gaan we uit van een plus van 5,3% in 2025 gevolgd door een verdere groei van 8,1% in 2026. Dit heeft te maken met de voorgenomen uitbreiding van defensie, maar ook met eerdere plannen voor onderhoud, verbetering en aanleg van infrastructuur. Een deel van deze plannen stond in de ijskast vanwege een gebrek aan personeel, maar staan nog wel degelijk op de rol om door te gaan. Of dat de komende jaren lukt, blijft om dezelfde reden wel ongewis, aangezien de arbeidsmarkt nog altijd krap is en naar verwachting krap blijft.
Handelsoverschot neemt iets af
De Nederlandse export is de afgelopen jaren harder toegenomen dan onze import, waardoor het handelsoverschot is gegroeid tot bijna 11% van het bbp. Komende jaren groeit de import naar verwachting juist sterker dan de export, en krimpt het overschot weer licht naar ongeveer 10% van het bbp. We verwachten dat de import in 2025 met 3,2% toeneemt, gevolgd door een plus van 2,8% in 2026. Huishoudens geven de komende twee jaar naar verwachting immers meer geld uit; een groot deel daarvan aan buitenlandse spullen en diensten. Hetzelfde geldt voor de stijgende overheidsuitgaven, met name de investeringen in defensiemateriaal.
De buitenlandse vraag naar goederen en diensten van Nederlandse makelij neemt komend jaar ook nog relatief hard toe, met 2,9%, maar in 2026 groeit de export met 1,9% beduidend minder hard dan de import. Economische spanningen met China en de invoertarieven die Donald Trump heeft aangekondigd te gaan heffen op buitenlandse producten tijdens zijn tweede termijn als Amerikaanse president zullen in toenemende mate zorgen voor handelsspanningen.
Economie heeft invloed op brede welvaart van Nederlanders
Hoewel brede welvaart bestaat uit meer dan enkel economische factoren, hangen ontwikkelingen in de economie wel degelijk samen met de brede welvaart van Nederlanders in het hier en nu. Zo bestaat een deel van de Brede Welvaartindicator (BWI) die RaboResearch met de Universiteit Utrecht heeft ontwikkeld uit dimensies en sub-indicatoren die gerelateerd zijn aan onze macro-economische ramingen (zie ook deze publicatie over de brede welvaart).
Vanuit RaboResearch hebben we voor vijf sub-indicatoren een voorspelling gemaakt voor 2024, 2025 en 2026. Op deze manier kunnen we aangeven hoe onze macro-economische ramingen bijdragen aan de ontwikkeling van de brede welvaart in de komende jaren. De vijf sub-indicatoren zijn (zie deze publicatie voor een toelichting op de methode):
Samen vormen deze vijf indicatoren 38% van de totale score op de BWI (zie figuur 6). Over het verloop van de resterende 62%, met de indicatoren milieukwaliteit, veiligheid, huisvesting, subjectief welzijn, maatschappelijke betrokkenheid en sociale contacten kunnen we geen voorspelling doen. De ontwikkeling van de vijf indicatoren waarvoor we wel een voorspelling hebben, levert naar verwachting in 2024 een positieve bijdrage van 0,4 procentpunt aan de groei van de BWI. Voor 2025 voorzien we dat de bijdrage uitkomt op 0,7 procentpunt, en voor 2026 gaan we uit we een plus van 0,5 procentpunt (zie figuur 7).
De verwachte lichte toename van de werkloosheid heeft de komende jaren een klein negatief effect op de ontwikkeling van de brede welvaart. Verlies van werk heeft niet alleen een negatieve impact op de huishoudfinanciën, maar kan ook negatieve gevolgen hebben voor het welzijn in bredere zin, bijvoorbeeld via afnemend subjectief welzijn (zie bijvoorbeeld Clark, 2018).
Ook de verwachte toename van het aantal gewerkte uren dit jaar en in 2025 en 2026 remt de ontwikkeling van de brede welvaart. Langere werkweken vormen weliswaar een positieve impuls voor het huishoudinkomen, maar kunnen voor de werk-privé-balans juist negatief uitpakken. In de Brede Welvaartindicator (BWI) draagt een toename in het aantal gewerkte uren via de dimensie werk-privé-balans daarom negatief bij aan de ontwikkeling van de brede welvaart. Het aantal werkuren neemt naar verwachting vooral toe doordat zelfstandigen meer uren gaan draaien, nadat zij tijdens de coronacrisis minder werk hadden. Daar staat wel tegenover dat de Belastingdienst per 1 januari 2025 scherper optreedt tegen schijnzelfstandigheid (handhaving van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelatie). Dit zorgt waarschijnlijk voor minder vraag naar diensten van zelfstandigen. Toch verwachten we niet dat dit tot minder gewerkte uren leidt, maar dat handhaving van de fiscus vooral zorgt voor een verschuiving van arbeid van zzp-schap naar werknemer-schap. De vraag naar arbeid blijft immers hoog.
Het stijgende reële inkomen per hoofd van de bevolking draagt dit jaar, volgend jaar en in 2026 naar verwachting juist sterk positief bij aan de BWI. We verwachten immers dat Nederlanders meer uren zullen werken, en dat de lonen harder stijgen dan de inflatie. Verder verwachten we dat het aandeel mensen dat middelbaar of hoger opgeleid is de komende jaren toeneemt, ondanks een daling in 2023. De aangekondigde onderwijsbezuinigingen hebben nog geen invloed op het opleidingsniveau in de jaren waarvoor we een voorspelling maken, omdat het model uitgaat van een vertraagd effect tussen onderwijsuitgaven en opleidingsniveau. De verwachte toename draagt positief bij aan brede welvaart, onder meer omdat een startkwalificatie de kans op werk van mensen vergroot (zie bijvoorbeeld deze CPB-studie uit 2017). Tot slot verwacht het CBS dat de levensverwachting van Nederlanders in 2024, 2025 en 2026 toeneemt. Dit draagt eveneens positief bij aan de ontwikkeling van brede welvaart.